Bodemvruchtbaarheid grasland geen reden tot bezorgdheid

De bodemvruchtbaarheid in grasland is volgens Koeien en Kansen bedrijven geen aanleiding voor bezorgdheid. Dat meldt Verantwoorde Veehouderij. Het is wel mogelijk dat op sommige bedrijven knelpunten kunnen zijn in de bodemvruchtbaarheid.

Voor een efficiënte bedrijfsvoering is het van belang dat er voldoende ruwvoer van het land wordt gehaald van een hoogwaardige kwaliteit. De basis hiervoor is een goede bodemvruchtbaarheid, aangevuld met voldoende meststoffen op het juiste moment. Het systeem van gebruiksnormen voor meststoffen is vanaf 2006 van kracht. Bij de inzet van de beschikbare mest wordt zelden bezuinigd in de maïs. Als er geknepen moet worden om binnen de gebruiksnorm te blijven, gebeurt dat vooral in gras. Daardoor wordt niet altijd volgens het landbouwkundig advies bemest. Het gebruik van meststoffen op grasland is sinds het invoeren van de gebruiksnormen dus onder druk komen te staan. De vraag is nu wat de gevolgen zijn geweest van het huidige mestbeleid op de bodemvruchtbaarheid in grasland.

De fosfaattoestand van de bodem in grasland (uitgedrukt in een P-Al-getal (mg P2O5/100 gr droge grond) is sinds de invoering van het huidige mestbeleid op peil gebleven. Op de helft van de graspercelen schommelt het P-Al-getal tussen de 25 en 50. De hoeveelheid snel beschikbare fosfaat (uitgedrukt als P-PAE) lijkt gedaald tussen 2009 en 2012 maar is sindsdien stabiel gebleven.

Het organische stofgehalte in grasland in de laag 0-10 cm is sinds de invoering van het huidige mestbeleid onveranderd gebleven (fig 3c). Op de Koeien & Kansen-bedrijven (met uitzondering van de bedrijven op pure veengrond) varieert het organische stofgehalte op de helft van de graspercelen tussen 4 en 11%. Ook het jaarlijkse stikstofleverend vermogen van grasland (uitgedrukt als NLV) lijkt stabiel sinds 2006. (Verantwoorde Veehouderij).

Meer over: Nieuws | Uitrijden
Ontvang maandelijks nieuws van mestportaal.nl
E-mail: