Voorstel mestverwerkingplicht naar Tweede Kamer

Veehouders met een mestoverschot moeten niet meer vooraf, maar achteraf verantwoorden of ze voldoende mest hebben verwerkt. Daarbij zijn geen aparte verwerkingsovereenkomsten nodig, maar dient het vervoersbewijs dierlijke mest als bewijs dat er een mestovereenkomst is.

Dat staat in de wijziging van de Meststoffenwet die staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, mede namens staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, naar de Tweede Kamer gestuurd heeft.

De regering heeft in 2012 een wetsvoorstel ingediend dat veehouders onder andere verplicht om een deel van de mest die ze niet zelf kunnen gebruiken te verwerken. De uitgangspunten van de mestverwerkingplicht blijven ongewijzigd ten opzichte van dat wat er in het oorspronkelijke wetsvoorstel staat.

Wel een belangrijk verschil ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel is een verschuiving van een systeem van het volledig vooraf vastleggen van de plaatsing van het bedrijfsoverschot door middel van mestplaatsingsovereenkomsten en mestverwerkingovereenkomsten, naar een systeem waarin achteraf gecontroleerd wordt of door de veehouder met een bedrijfsoverschot voldoende mest is verwerkt. De reden hiervoor is dat met het vervallen van de mestplaatsingsovereenkomsten het oorspronkelijke doel, dat voorafgaand aan de productie voldoende mestplaatsingsruimte is vastgelegd, wordt verlaten. Daarmee vervalt ook de noodzaak van het voorafgaand aan het jaar vereisen van mestverwerkingsovereenkomsten. Het blijft van belang dat gedurende het jaar voldoende wordt verwerkt, maar niet dat wettelijk wordt vereist dat dit al voorafgaand aan het jaar is vastgelegd.De volledige wijziging staat in de Nota van Wijziging op de website van het Ministerie van Economische zaken.

Meer over: Nieuws
Ontvang maandelijks nieuws van mestportaal.nl
E-mail: