Grote verschillen in fosforbenutting

Op de 16 melkveebedrijven die meedoen aan Koeien en Kansen varieert de fosforbenuttig van 28 tot 40 procent. Gemiddeld behalen de bedrijven een hogere fosforbenuttig van 25 procent ten opzichte van het gemiddeld bedrijf in Nederland.

Fosforbenutting bij het vee is de hoeveelheid fosfor in melk en vlees, gedeeld door de hoeveelheid fosfor die met voer wordt opgenomen. Een hoge fosforbenutting leidt tot een lage fosfor- en dus fosfaatexcretie. Zo is de fosfaatexcretie met het vee op Koeien & Kansen-bedrijven gemiddeld zo’n 18 % lager dan de forfaitaire norm. Een lage fosfaatexcretie leidt op zijn beurt tot een lage fosfaatuitstoot in mest en dus tot een lager fosfaatoverschot.

Nationaal gezien is een laag fosfaatoverschot in mest noodzakelijk. De melkveesector wil daarom werken aan een hoge fosforbenutting door het vee. Er is ook een duidelijke relatie met het fosforgehalte in het rantsoen. Bij de Koeien & Kansen-bedrijven is dit 3,6 g/kg droge stof, met een variatie van 3,1 tot 4,2. Volgens de CVB-normen moet het fosforgehalte van het rantsoen boven de 3 g/kg droge stof liggen. De gemiddelde fosfordekking (opname als percentage van de behoefte) op de Koeien & Kansen-bedrijven is zo’n 115 %. Bij een dergelijke dekking zijn er dus geen gezondheidsrisico’s. Hoogproductieve koeien moeten ten minste een fosforgehalte van 3,3 in het rantsoen hebben. Een laag fosforgehalte in het totale rantsoen leidt tot een hoge fosforbenutting. De grote vraag is dan: ‘hoe stuur je naar een laag fosforgehalte in het rantsoen?’ Gras bevat ongeveer twee keer meer fosfor dan snijmaïskuil. Intensieve bedrijven die ook veel maïs voeren halen dus gemakkelijk een hogere fosforbenutting dan extensieve bedrijven met veel gras in het rantsoen. Daarnaast helpt het gebruik van fosforarme voedermiddelen, bijvoorbeeld perspulp, maar ook fosforarm mengvoer.

Lees meer op verantwoorde veehouderij

Meer over: Melkveehouder | Nieuws
Ontvang maandelijks nieuws van mestportaal.nl
E-mail: